Rapport Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang

Rapport Beschermt Wonen

Op verzoek van de gemeente Leiden, als centrumgemeente voor Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang voor de regio Holland Rijnland, deed bureau HHM een inventariserend onderzoek naar deze twee vormen van ondersteuning, zowel kwantitatief als kwalitatief.

Vragen

Centrale vragen daarbij waren:

  1. Wat is het huidige aanbod? Welke relevante subgroepen zijn er? Hoeveel mensen maken hier gebruik van?
  2. Welk percentage blijft in de toekomst aangewezen op intramuraal wonen?
  3. Wat hebben mensen nodig die doorstromen naar extramurale zorg na Beschermd Wonen en Maatschappelijk Opvang?

Op basis van de uitkomsten van deze inventarisatie zijn onderstaande aanbevelingen geformuleerd:

Investeer in ambulante infrastructuur

Er wordt een groot gat ervaren tussen de omvang van de ondersteuning die kan worden geboden vanuit een indicatie voor Beschermd Wonen en de ondersteuning vanuit de lokale Wmo op het moment dat een cliënt uitstroomt naar een zelfstandiger vorm van wonen. Hierdoor ontbreekt het op dit moment aan een prikkel voor aanbieders om meer cliënten waar mogelijk door te laten stromen. We adviseren om in de regio het gesprek aan te gaan met de verschillende zorgaanbieders over de voorwaarden die nodig zijn om de doorstroom van cliënten naar ambulante zorg of meer ambulante woonvarianten (vormen van kort verblijf) mogelijk te maken.

Deze aanbeveling raakt primair de actiepunten:

  • Opbouwen van lokale kennis van complexe (GGZ)-problematiek;
  • Afbouwen van verantwoordelijkheden van de centrumgemeente.

Vergroot keuzemogelijkheden en flexibiliteit woonaanbod

Naast het investeren in een adequate ambulante infrastructuur, geven de aanbieders aan dat er behoefte is aan andere woonvormen om door- en uitstroom een extra impuls te geven. Daarbij gaat het om andere woonvormen dan de reguliere, zelfstandige wooneenheden die veelal onderdeel uitmaken van de huidige contingent regeling. Het realiseren van passende huisvesting vergroot de mogelijkheden om cliënten die dit nu niet kunnen, wel door te laten stromen. Daarbij wordt in ieder geval aangeven dat als er woonvormen worden toegevoegd/aangepast, het moet gaan om kleine, betaalbare woonvormen, bij voorkeur multifunctioneel en waar mogelijk ook van tijdelijke aard. Omdat het lastig blijft te voorspellen wat precies waar nodig is, op welk moment en voor hoe lang, is het van belang om hierover continu in gesprek te blijven met elkaar. We adviseren:

  • Organiseer structureel een drie-partijen overleg met zorgaanbieders, gemeenten en woningbouwcorporaties.
  • Dit vereist ook binnen gemeenten structureel overleg tussen de beleidsambtenaren wonen en de beleidsambtenaren sociaal domein.

Houd zicht op toekomstige instroom vanuit de maatschappelijke opvang en de ggz

De inventarisatie heeft zich primair gericht op de mogelijkheden van door- en uitstroom binnen Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang. Dit sluit aan bij Toekomstvisie van Dannenberg. Deze inventarisatie geeft geen zicht op de toekomstige instroom in het Beschermd Wonen vanuit de curatieve en de forensische ggz (de instroom vanuit Maatschappelijke Opvang naar Beschermd Wonen wordt geschat op 10% van het aantal cliënten dat zich jaarlijks meldt bij de dag- en nachtopvang). Zicht op deze instroom is wenselijk om zodoende goede afspraken te maken over toekomstige omvang en aard van Beschermd Wonen in de regio en om tevens preventief te kunnen acteren. Hiervoor is afstemming met zorgkantoor en zorgverzekeraar noodzakelijk.

  • Om dit te faciliteren kan een bestuurlijke overlegtafel uitkomst bieden. Doel van deze tafel is om in gezamenlijkheid de gehele keten van de ggz op een efficiënte manier op elkaar aan te laten sluiten. Aan deze tafel zitten in ieder geval bestuurders van de belangrijkste ggz-aanbieders, de bestuurlijk kartrekker van de regiogemeenten, een afvaardiging van de regionale woningcorporaties, de (dominante) zorgverzekeraar en het zorgkantoor.
  • Daarnaast bieden de huidige registraties geen inzage in de situatie van waar mensen instromen, bijvoorbeeld vanuit huis, Jeugdzorginstelling, ggz-instelling of anderszins. Informatie hierover is nuttig om de keten van in-, door- en uitstroom goed te organiseren.