Waar thuis een nieuw begin betekent
Als persoonlijk begeleider en ervaringsdeskundige bij De Binnenvest krijgt Carmen de kans om dichtbij mensen te komen, juist in momenten waarin zij hun kracht en kwetsbaarheid laten zien. In haar werk draait het om verbinding en gelijkwaardigheid, en tijdens een wandeling met Omar, een van haar cliënten, besefte ze opnieuw hoe waardevol het is als iemand je toelaat in zijn of haar wereld. Omar’s verhaal raakte haar diep. Door dit verhaal te delen hoopt Carmen niet alleen het stigma rondom vluchtelingen te doorbreken, maar ook Omar te steunen door hem een podium te geven. Lees hieronder Omars verhaal vertelt Carmen.
Soms kom je in het leven mensen tegen die je net even langer doen luisteren, die je weer met beide benen op de grond zetten en laten beseffen hoe kwetsbaar het leven is en hoe veerkrachtig mensen zijn. Hoe bijzonder is het dan dat zij jou een kijkje in hun leed, kracht en kwetsbaarheid laten nemen.
M’n krullen vliegen alle kanten op, de wind ruist langs mijn oren en mijn ogen zien een wilde zee. Even ben ik weer thuis; Noordwijk heb ik in mijn hart gesloten, mijn veilige haven. Omar staat naast mij op het strand en ik vertel hem dat ik hier gewoond heb, toen ik zelf bij de Binnenvest terechtkwam.
Een leven in Syrië
Omar begint te vertellen. “In Syrië hadden we vijf huizen. Mijn vader was makelaar. Hij verkocht niet alleen huizen, ook stukken grond. Mijn moeder was engineer.” Met bewondering en zachtheid in zijn stem vertelt hij daarbij dat zij heel goed kan rekenen. “Buitenspelen was niet veilig. Ik had vaak ruzie met mijn vader. Ik wilde gewoon kind zijn. Mijn vader was bang dat de politie me wat aan zou doen.” Overtuigd zegt Omar dat als ze zouden komen, hij snel weg zou rennen. “Politie daar schiet niet in de lucht, maar op ons,” zegt hij er nog bij. Nu hij volwassen is, kan hij zijn vader wel begrijpen.
“Ik wilde gewoon kind zijn,” herhaalt Omar. “Ik kreeg ruzie met mijn vader en liep weg. In die twee maanden sliep ik bij verschillende vrienden. Tot de dag daar was dat mijn moeder belde. Aan de telefoon konden we niet praten, dat was niet veilig. In Syrië hebben de muren oren en worden de telefoons afgeluisterd.”
“Mijn vader had onze huizen verkocht. Ik was er geboren,” vertelt hij met het gemis hoorbaar in zijn stem. “Over twee jaar zou ik 18 worden en naar het leger moeten. Ze zouden me komen halen. Mijn broer studeerde in die tijd aan de universiteit en had daarom uitstel gekregen.”
“Mijn vader zei dat mijn broer en ik daar dood zouden gaan, en daar kon hij als vader niet mee leven. Samen met mijn broer moest ik de overtocht naar Europa maken. De reis kostte tussen de 10 à 20.000 dollar per persoon.”
In de tussentijd lopen Omar en ik meters over het strand. We rapen af en toe schelpen op en naast het zware verhaal vertelt hij af en toe ook wat luchtigs of maakt hij een grap waar hij om lacht.
16 dagen op zee
“Ik moest in een boot. Die boot was een beetje oranje,” vertelt hij. “Ik weet niet hoe je dat in het Nederlands zegt.”
“Roestig?” vraag ik hem.
“Ja, roestig bedoel ik. Overdag kun je je vinger niet op het ijzer leggen, dan verbrand je. Maar ’s avonds ga je dood van de kou,” vertelt Omar.
“16 dagen was ik op zee. Een beetje eten en twee flesjes water had ik mee. Ik had met mezelf afgesproken dat ik pas zou eten als ik dacht dat ik dood zou gaan. 300 mensen zaten in de roestige oude boot.” Omar wijst naar de zee en vraagt: “Hoe heten die?”
“Golven,” zeg ik tegen hem.
“De golven waren 7 meter hoog. Het water kwam in mijn gezicht,” vertelt hij.
“Hoe is het voor jou om nu op het strand te lopen en weer de zee te zien?” vraag ik aan hem, in gedachten een tikkeltje bezorgd of dit nou wel zo’n goed idee was.
“Een beetje moeilijk, maar ook weer niet,” zegt hij.
“Halverwege de tocht was de benzine van onze boot op. Midden op zee lagen we stil. Een vrouw was aan het lijden, haar man huilde en smeekte om hulp. Zijn vrouw was midden op zee aan het bevallen. Niemand hielp ze. Ik heb mijn beetje eten en water aan haar gegeven.” Ik voel dat ik het moeilijk vind om naar Omar zijn verhaal te luisteren. Ik bewonder zijn daad uit goedheid in een situatie waarin ik in mijn ergste nachtmerrie niet wil verkeren.
“De man van de vrouw huilde en vroeg waarom ik hen hielp. Zoveel volwassen mannen waren aan boord,” vertelt Omar, “maar ik, niet eens 18 jaar, moest deze vrouw helpen. Ik snap mensen niet,” vervolgt hij met ongeloof in zijn stem. “De man huilde en bedankte me. Zijn zoon werd geboren en heet Younes. Na de reis zijn zij naar Zwitserland gegaan.”
De kracht om door te gaan
“Was je bang om dood te gaan?” vraag ik aan hem. Even valt er een stilte en dan zegt Omar: “Ja. Ieder mens is bang om dood te gaan,” vervolgt hij, “maar er kwam een moment dat het me niks meer interesseerde. De reden dat ik de vrouw hielp, was ook omdat ik dan tenminste nog wat goeds had gedaan voordat ik dood zou gaan. Ik trok mijn zwemvest uit en gooide het weg. Mensen aan boord vonden me raar en vroegen wat ik mankeerde.”
“Ik ga niet zes uur in zee lijden om vervolgens dood te gaan,” zei ik tegen ze. “Laat het dan maar snel voorbij zijn.”
Nog steeds maken we meters over het strand. We keren om. Omar zegt: “Nog even en we zijn in Scheveningen. Weet je dat ik ook zeven dolfijnen heb gezien toen ik op zee zat?” vertelt hij verder. “Mensen raakten in paniek,” vertelt hij lachend, “ze dachten dat het haaien waren.”
Een nieuw thuis
Sinds een week is dictator Assad verdreven uit een land dat zoveel leed is aangedaan. Ik vraag aan Omar of hij ooit, als het echt veilig is, weer terug naar huis wil. Omar vertelt met liefde over Syrië. Hoe mooi het land was, de natuur, het lekkere warme weer en de mensen die vooral buiten leefden.
Hij vertelt over meerdere keren waarop hij aangesproken werd in Katwijk door mensen, dat ze zeiden: “Waar kom je vandaan?” Als ik dan zei “uit Leiden,” werd er gevraagd: “Nee, waar kom je écht vandaan? En is het niet tijd om terug te gaan naar je eigen land?”
“Ik zei dan: mevrouw, ik wilde ook hier niet zijn.”
Mijn oren klapperen en ik voel me boos. Ik zeg tegen Omar dat hij maar niet moet luisteren naar dat soort mensen.
“Ik heb mijn leven opgebouwd hier. Als ik terugga, moet ik weer opnieuw beginnen.”
Een nieuwe toekomst
Door deze wandeling, de rust van het strand en het goede gesprek kom ik erachter dat Omar van paarden houdt.
Hij bedankt me voor de kerstkaart die hij ontvangen heeft. Gelukkig denkt mijn collega Denise altijd overal aan. Hij heeft een lach op zijn gezicht en vertelt dat de kaart hem doet denken aan de tijd dat hij liefdesbrieven naar meisjes stuurde. We lachen hard hierom.
Zijn toekomst is hier, zijn nieuwe thuis. Omar hoopt ooit samen te komen met een vrouw, niet een die stil is. Nee, een vrouw opgegroeid in een veilig land. Een vrouw die van praten houdt. Een vrouw met blond of bruin haar, en geloof maakt voor hem niet uit. Een vrouw die hem vertrouwt, waarin eerlijkheid en vertrouwen de basis zijn, want anders houdt het geen stand, zegt hij. Als dat goed zit, wil hij ook graag kinderen krijgen. “Daarbij wil ik hard werken, in mijn eigen kapperszaak.”
“Als je de boottocht op zee doorstaat en overleeft, is alles mogelijk, Omar,” zeg ik tegen hem. “Als dat is wat je wil, moet je ervoor gaan.”
Inmiddels rijden we zijn straat in. Hij stapt uit en zegt: “Bedankt voor deze afspraak. Ik vond het fijn dat je naar mij wilde luisteren en dat ik hierover kon praten. Misschien kunnen we dit een volgende keer weer doen.”
Ik voel me bijna schuldig dat hij mij bedankt. Ik bedank hem dat hij dit met mij wilde delen en vertel hoe knap ik dat vind.
Uren zijn verstreken en zijn verhaal dwaalt door mijn hoofd. Ik wens dat hij de kracht vindt om zijn dromen achterna te gaan, hier in zijn veilige land.